‘Waarde(n)loos’, in: D. Busch en M.P. Nieuwe Weme, Christels Koers, Kluwer, Deventer 2013, p. 735-746
Jan Willem van der Velden[1]
Waarde(n)loos
« Et qu’est-ce qu’on va faire avec ce cigare? » j’ai demandé. « Cette question! m’a répondu Alceste, on va le fumer, pardi! » Je n’étais pas tellement sûr que ce soit une bonne idée de fumer le cigare, et puis, j’avais bien l’impression que ça ne plairait pas à maman et à papa, mais Alceste m’a demandé si mon papa et ma maman m’avaient défendu de fumer le cigare. J’ai réfléchi, et là, je dois dire que papa et maman m’ont défendu de faire des dessins sur les murs de ma chambre, de parler à table quand il y a des invités sans que je sois interrogé, de remplir la baignoire pour jouer avec mon bateau, de manger des gâteaux avant le dîner, de claquer les portes, de me mettre les doigts dans le nez et de dire des gros mots, mais, de fumer le cigare, ça, papa et maman ne me l’ont jamais défendu.[2]
1. Van normen bevrijd
Midden jaren ’90 ging ik op de fiets naar de Nijmeegse faculteit. Net terug van een semester in Münster had ik aangeleerd om keurig te wachten bij het rode stoplicht. Wat een vergissing. Iedereen om mij heen reed door. Als ik de laatste jaren langs dit stoplicht kom, blijven alle studenten wachten. Wat is er gebeurd?
Als kind van de jaren ’70 ben ik opgegroeid zonder de door velen als knellend ervaren tradities, normen en waarden van de jaren ’50. Voorop stonden gedogen en tolerantie. Ieder maakte zijn eigen normen. Opleggen van normen aan anderen was taboe.[3] Dat gold voor kleine normen als rood licht, waaraan je je als fietser onttrok. Het gold eveneens voor normen van principiëlere aard. Het partijprogramma 1981 -1984 van de Pacifistisch Socialistische Partij noemde bijvoorbeeld in een adem: “Afschaffing van de strafbaarstelling van abortus en vrijwillige euthanasie. Afschaffing van de strafbaarstelling van pedofilie.”[4]
Je kon doen waar je je goed bij voelde. Daarbij paste niet dat anderen objectieve normen, waarden en tradities aan je oplegden. De campagne van Balkenende uit 2001 luidde “fatsoen moet je doen” en in 2002 zette Heinsbroek normen en waarden op de agenda. Dit was not done volgens de bon ton van socialisten en liberalen. Dat is nog maar 12 jaar geleden.
Intussen is enorm veel veranderd. Het wetenschappelijk instituut van de VVD, de Telderstichting, is in 2005 gaan inzien dat normen en waarden van belang zijn voor de samenleving.[5] In 2013 halen PvdA-ers het CDA van rechts in met een pleidooi om prostituee-bezoek strafbaar te stellen. In 2000 heeft de PvdA prostitutie nog gelegaliseerd. De nieuwe generatie socialisten wordt niet belemmerd door de ideologische oogkleppen van hun voorgangers en onderkent de slavernijpraktijken.[6] Normen en waarden staan weer op de politieke agenda’s van links tot rechts. Ook de financiële sector heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd, zij het niet om trots op te zijn.
Hoogleraar sociologie Christien Brinkgreve beschrijft deze ontwikkeling als volgt: “Toch kun je wel iets zeggen over de tijd en cultuur waarin de huidige veertigers zijn grootgebracht. Dat zijn de late jaren tachtig en de vroege jaren negentig. Een tijd waarin welvaart meer ruimte en vrijheid gaf, godsdienst en traditionele politieke kaders minder knelden, de Muur viel en de wereld opener werd. Veel mensen gingen beseffen dat ze hun leven zelf moesten en ook konden vormgeven. Maar bevrijd van oude waarden, verloren ze ook het houvast dat eerdere generaties daaraan ontleenden. De pragmatische, bevrijde generatie, voor wie het ‘ik’ meer telde dan de groep, werd daarmee ook een onzekere generatie. Die groep begint juist nu te ontdekken dat er grenzen zijn aan hun vrijheid en ambities, mede door de crisis.”[7] Aan het slot van dit citaat maakt Brinkgreve de sprong naar de crisis en biedt zij mij het bruggetje naar het onderwerp van deze bijdrage over de financiële sector.
2. Een waardenloze financiële wereld leidt tot waardeloze financiën
Voor de financiële wereld is het niet anders dan voor de rest van de samenleving. Zij wordt tenslotte gevormd door mensen uit die samenleving. Het zal niet verbazen dat het langdurig verwerpen van het debat over normen en waarden, ook zijn sporen heeft achtergelaten in de financiële sector. Als (medewerkers van) financiële partijen zich laten leiden door datgene waarbij zij zich goed voelen en geen boodschap hebben aan objectieve normen – afgezien van de wet – , zullen zij in de eerste plaats denken aan de eigen portemonnee. Is dat niet precies wat er is gebeurd?[8]
Verschillende financiële partijen hebben hun cliënten zwaar gedupeerd. Men denke aan effectenleaseproducten, beleggingshypotheken, swaps en andere producten en diensten waarbij bepaalde financiële partijen hun eigen winstbejag voorrang verleenden boven de belangen van de cliënten. Hier en daar is ook sprake van regelrechte fraude, zoals bij beleggingsfonds(en) van Bernard Madoff, de streken van René van den Berg en de swap-affaire van Vestia. Men denke voorts aan de grootschalige Libor-fraude, waarover de voorzitter van de Financial Services Authority zei: “The cynical greed of traders asking their colleagues to falsify their Libor submissions so that they could make bigger profits has justifiably shocked and angered people, in particular when we are facing hard economic times provoked by the financial crisis”.[9] De medaille heeft ook een keerzijde. Sommige cliënten hebben hun gezonde verstand laten insoezen door de winsten die zij hoopten te maken. Hebzucht won het aan beide kanten van prudentia.
Een sprekend voorbeeld van een ongezonde mentaliteit in de financiële sector geeft Lloyd Blankfein, CEO van Goldman Sachs, in de verhoren door de Amerikaanse senaat naar aanleiding van de subprime crisis. Volgens Blankfein bestond er geen verplichting om beleggers te informeren dat de bank de door haar verkochte producten intern zeer slecht vond en zelf juist de tegenovergestelde positie wilde innemen. Blankfein zag er dan ook geen probleem in dat zijn bank zo handelde.[10] De publieke brief van Greg Smith bevestigt dat de bank diep van deze cultuur was doortrokken.[11] Ook in Nederland verschuilen partijen zich achter regels. De voormalige top van SNS gaf bijvoorbeeld te verstaan dat zij volgens de voorschriften had gehandeld en dat daarmee de kous af was.[12] Blankfein en deze SNS-toppers redeneren op dezelfde manier als de kleine Nicolas aan de kop van deze bijdrage: “Papa en mama hebben van alles verboden, maar een sigaar roken, daarover hebben zij niets gezegd.” [13]
Niet alleen financiële marktpartijen hadden te weinig oog voor de onderliggende belangen en waarden. Dit speelde ook bij de toezichthouders. Zo keek DNB aanvankelijk niet naar het onderpand dat SNS Bank bedong voor haar vastgoedleningen en had zij in 2008 geen aandacht voor de integriteitsproblemen bij Bouwfonds Property Finance, dat door SNS werd ingelijfd. De AFM interpreteerde haar toezichtsopdracht op een aantal vlakken eveneens beperkt. Toen Docters van Leeuwen rond 2000 werd gevraagd om in te grijpen tegen effectenleaseproducten, antwoordde hij: “Ik heb daar geen wettelijk instrument voor. We kunnen domme mensen niet verbieden domme dingen te doen”.[14] Inmiddels kijken DNB en naar alle waarschijnlijkheid ook de AFM hier heel anders tegenaan.[15]
Overigens is het niet juist om de hele financiële sector te verketteren vanwege de misstanden die een deel van de spelers heeft veroorzaakt. Neem bijvoorbeeld van de effectenleaseproducten, die een spoor van vernieling hebben achtergelaten. Deze werden slechts door een zeer beperkt aantal partijen aan de man gebracht. De meeste Nederlandse grootbanken hebben hieraan niet meegedaan en daarmee voorkomen dat de schade buiten alle proporties zou zijn geraakt. De Korte, destijds minister van Economische Zaken, herinnert zich dit als volgt:
“Toen het eind jaren negentig nog succesvolle ‘winstverdriedubbelaars’ waren, was de aandrang binnen de gelederen van ABN AMRO, ING en Rabobank aanzienlijk ze eveneens te voeren. De toenmalige bestuursvoorzitters (…) hebben daar intern persoonlijk nee tegen gezegd. Ze zijn tegen deze achtergrond lichtende voorbeelden van wat Adam Smith ruim 250 jaar geleden in zijn The Theory of Moral Sentiments beschreef als de bankier die gedreven wordt door de deugden van ‘prudence’ en ‘mutual trust’.”[16]
Internationaal is verontwaardigd gereageerd op de activiteiten van financiële partijen die hebben geleid tot de kredietcrisis van 2008 en de soms erg laconieke reacties daarop van financiële spelers. Ook in Nederland vindt die verontwaardiging weerklank, versterkt door de specifieke nationale omstandigheden. Er is een brede roep ontstaan om cultuurverandering in de financiële sector. Normen en waarden mogen weer, en moeten zelfs, ook in deze sector. Deze roep tot cultuurverandering heeft geleid tot verschillende soorten initiatieven. Aan de ene kant zijn er Europese en nationale wetgevingsinitiatieven, met veel nieuwe en uiterst gedetailleerde regels. Aan de andere kant zijn er meer algemene initiatieven die zich specifiek op de cultuur van financiële partijen richten.
Specifieke regels
Nationaal en supranationaal zijn er allerlei regels opgesteld naar aanleiding van de kredietcrisis.[17] In deze bijdrage zal ik mij beperken tot enkele regels uit de AIFM Richtlijn. Deze richtlijn beoogt door middel van zeer gedetailleerde en omvattende regels de oorzaken van de crisis weg te nemen, voor zover het bepaalde beleggingsinstellingen betreft. Andere partijen dan beleggingsinstellingen kunnen echter nog steeds verschillende door de AIFM Richtlijn gereguleerde activiteiten zonder toezicht ontplooien. Ik kom daarop in de volgende paragraaf terug.
Algemene initiatieven
De meer algemene initiatieven leiden soms tot symboolwetgeving. De bankierseed is hiervan een prototype. Een bankierseed zonder tuchtrecht is een wassen neus.[18] Een meer belovend initiatief is het centraal stellen van het belang van de cliënt. Dit initiatief wordt door zowel de financiële sector als de toezichthouders (in het bijzonder de AFM) omarmd en zal ook door de cliënten positief worden begroet. Voorwaar een echte norm die terug is in de financiële sector: het gaat niet om je eigen belang, maar in de eerste plaats het belang van de ander. Ook vanuit DNB zijn meer algemene initiatieven gericht op cultuurverandering ontwikkeld. De initiatieven van de toezichthouders komen nader aan de orde in § 5.
3. Specifieke regels: AIFM Richtlijn
De Europese wetgevers waren sinds 2009 van oordeel dat de kredietcrisis grotendeels te wijten was aan hedge fondsen, die hadden gespeculeerd op koersdalingen. Daarom dienden die hedge fondsen onder toezicht te worden gesteld. Omdat het lastig bleek om hedge fondsen goed te definiëren, werden ze gevat onder de term alternative investment funds waarvoor de AIFM Richtlijn werd geïnitieerd. Gaandeweg heeft de Europese wetgever in deze richtlijn steeds meer onderwerpen geregeld, die de crisis mede zouden hebben veroorzaakt.
Zoals gezegd bleek het bijvoorbeeld lastig om hedge fondsen te definiëren. Bovendien hadden bepaalde politieke gremia, met name uit Duitsland, een afkeur van private equity fondsen. Enkele private equity fondsen hadden namelijk Duitse bedrijven overgenomen en als een soort sprinkhanen financieel kaalgeplukt. Nu er toch een regeling kwam voor hedge fondsen, konden de private equity fondsen ook worden gereguleerd. Uiteindelijk bleek het het meest praktisch om alle beleggingsfondsen die niet onder de ICBE Richtlijn vallen te reguleren met de nieuwe AIFM Richtlijn. Dat gaf minder afbakeningsproblemen, al zijn ze niet weggenomen. De Richtlijn moet in juli 2013 zijn geïmplementeerd, maar niemand weet exact wat alternatieve beleggingsinstellingen zijn en vanuit Brussel wordt hierover tot nog toe geen eenduidige guidance gegeven.
De richtlijn regelt onder andere short selling, de bewaring en controle van het vermogen en voorzieningen om sprinkhanengedrag bij private equity tegen te gaan. De vraag is, of het voor de hand ligt om dit soort onderwerpen specifiek voor beleggingsinstellingen te regelen. Ik meen dat dat niet het geval is. Het verstoren van markten door short selling kan gebeuren door beleggingsinstellingen, maar evengoed door pensioenfondsen, verzekeraars, banken en andere vermogende partijen. Hetzelfde geldt voor sprinkhanengedrag, waarbij bedrijven worden opgekocht en leeggeroofd[19]. Ook de bewaring en de controle van het vermogen is niet slechts relevant voor beleggingsinstellingen.
Het enkele feit dat zich problemen hebben voorgedaan bij beleggingsinstellingen in verband met deze onderwerpen, maakt niet dat die problemen slechts bij beleggingsinstellingen kunnen voorkomen. Neem bijvoorbeeld de controle van het vermogen. Dat dient voortaan te geschieden door een externe bewaarder. De aanleiding voor deze verplichting is, dat Madoff zei dat zijn beleggingsfonds allerlei bezittingen had, wat niet het geval bleek te zijn. Als een externe bewaarder de bezittingen had moeten controleren, had Madoff deze zwendel niet of minder eenvoudig kunnen opzetten. Dat is wellicht waar. Maar morgen kan een verzekeraar hetzelfde doen. Dienen verzekeraars hun vermogen dan ook onder te brengen bij en te laten controleren door een aparte bewaarder? Waarom is controle door de accountant onvoldoende bij beleggingsinstellingen, terwijl dat volstaat voor alle andere spelers op de financiële markten.
Het reguleren van deze onderwerpen voor beleggingsinstellingen is een duidelijk voorbeeld van politieke overreactie en ondoordachte gelegenheidswetgeving. Als het van belang is om onderwerpen als short selling, sprinkhanengedrag en controle over vermogens te regelen, dient dat voor alle marktpartijen, eventueel boven een bepaalde drempel, te geschieden.
4. Afgelopen decennia vermindering financiële regels?
“Sinds eind jaren negentig hebben landen elkaar beconcurreerd in een wereldwijde ‘race to the bottom’ op het punt van financiële wet- en regelgeving. Met als gevolg een opgeblazen financiële en bankensector, die in 2008 en 2009 alleen met behulp van vele miljarden aan overheidssteun overeind kon worden gehouden.” Dit lezen we in een van de overigens lezenswaardige columns van Heleen Mees.[20] Deze stelling wordt door veel partijen onderschreven en uitgedragen. Een logische reactie is dat we kennelijk weer veel meer regels nodig hebben, om de zaken recht te zetten. Die regels worden sinds 2008 in hoog tempo opgesteld.
Ik meen dat de veronderstelling dat de regels zijn afgenomen onjuist is. In de afgelopen decennia hebben wij in Europa steeds meer regelgeving gekregen voor de financiële sector. Aanvankelijk waren het nog vrij overzichtelijke regels, maar gaandeweg is het een nagenoeg ondoorgrondelijk oerwoud geworden. Gelukkig heeft Christel Grundmann jarenlang de weg door dit oerwoud gebaand. De steeds groeiende omvang van haar “Koersen”, laat zien dat de hoeveelheid regels van financieel recht hand over hand toeneemt. Intussen neemt de kwaliteit van de regelgeving omgekeerd evenredig af, zelfs zodanig dat begin 2013 twaalf Europese lidstaten in Brussel hierover hebben geklaagd.[21]
Met de toegenomen hoeveelheid regels zijn de financiële markten overigens niet veel opgeschoten qua integriteit en stabiliteit. Het lijkt te ontbreken aan goede onderliggende normen en waarden, die richtinggevend zijn voor de hele sector. De wetgever is zodanig gefocust op incidenten en details, dat geen behoorlijk fundament wordt gelegd voor het financiële recht. De AIFM Richtlijn biedt daarvan een schoolvoorbeeld. Zij stelt bijzonder veel regels om misstanden bij beleggingsinstellingen te voorkomen, terwijl die misstanden even goed (of slecht) bij andere instellingen kunnen voorkomen.
5. Algemene initiatieven: AFM vergeleken met DNB
De AFM en DNB hebben beide algemene initiatieven ontplooid met het oog op de cultuur bij financiële partijen.[22] De wijze waarop deze initiatieven zijn ingericht verschillen naar mijn indruk echter fundamenteel. Overigens lijken deze initiatieven mij zeer waardevol.
De AFM heeft helder ingezet op het belang van de klant. De AFM wil dat financiële partijen het belang van de klant centraal stellen op alle niveaus van de organisatie. Dat geldt voor onderwerpen als kwaliteit van en informatie over producten, doelstellingen van de organisatie, beloningsbeleid, voorbeeldgedrag van management, aannemen en promotie van personeel. Alle relevante processen in de organisatie worden met andere woorden tegen het licht gehouden van de nieuw geformuleerde waarde, dat het moet gaan om het belang van de cliënt.
DNB zet daarentegen primair in op de bestuurscultuur van de organisatie.[23] Het moet daarbij gaan om goede belangenafwegingen, consistent handelen, bespreekbaarheid, voorbeeldgedrag, uitvoerbaarheid, transparantie en handhaving. Opmerkelijk is dat deze elementen volstrekt waardenneutraal zijn. Een bedrijf kan een heel open bestuurscultuur hebben, alles bespreekbaar maken, haar beleid goed handhaven en daarbij geheel immoreel handelen. Dat zal niet de bedoeling zijn van DNB. Anders dan de AFM koppelt DNB de door haar geformuleerde elementen voor een goede bestuurscultuur echter niet aan bepaalde waarden, zoals het klantbelang. Mij lijkt van belang dat DNB dat wel doet. Vanuit het oogpunt van de taak van DNB, ligt voor de hand dat zij de beoogde cultuur spiegelt aan waarden als een financieel solide of prudente bedrijfsvoering.
6. Multidisciplinaire aanpak
In de afgelopen jaren is gebleken dat er veel schort aan de cultuur van een aantal financiële partijen. Zonder een gezonde cultuur, die een aantal kernwaarden waarborgt, hebben regels geen zin. Om de sector weer waardenvol te maken, moet multidisciplinair worden gehandeld. De problematiek is naar mijn mening niet in eerste plaats juridisch, maar psychologisch, sociologisch en ethisch[24]. Ik meen voorts dat het zinvol is om te putten uit het Jodendom en het Christendom met betrekking tot de vraag hoe mensen bewogen kunnen worden om het goede te kiezen en te doen. Ik laat op deze plaats kort enkele anderen aan het woord, die het multidisciplinaire karakter van de problematiek onderschrijven.
“Ethiek is een verplicht vak. Maar dat zegt niks, zegt Ismail Erturk, docent bankieren aan de Manchester Business School. Hij pleit voor meer sociologen en antropologen en voor meer lezingen over de verslavende macht en de psychologie van de bonuscultuur.”[25]
“The fundamental problem in finance is not greed – which is really a different word for ambition, measured in monetary terms. The problem is that greed is not checked by fear of its consequences.”[26]
“Sedláček trekt fel van leer tegen zijn collega-economen, die zich in zijn ogen blindstaren op hun wiskundige modellen waarin de homo economicus, de rationele op eigen gewin gerichte mens, centraal staat. ‘Ze doen alsof goed en kwaad niet bestaan, en sluiten hun ogen voor de diepere drijfveren van het menselijk gedrag. We kunnen minstens evenveel leren van filosofen, mythen, godsdiensten en dichters als van de exacte economische modellen’, zegt hij.”[27]
De oplossing vereist het formuleren van kernwaarden en een grondige en multidisciplinaire analyse van de huidige situatie.[28] Daarop moet verdere actie worden gebaseerd om tot een gezonde cultuur te komen, waarschijnlijk met veel trial and error. De initiatieven van de sector, van de AFM en van DNB met het oog op de cultuur vormen een bemoedigend begin. Het financiële toezichtrecht dient de aandacht voor de onderliggende waarden te versterken. Ik meen dat daarvoor nodig is dat we naar een meer principle based toezicht gaan.
7. Minder is meer!
Het financiële toezichtrecht is zeer casuïstisch en detaillistisch opgezet. Voor ieder nieuw probleem wordt een aparte oplossing gecreëerd. In reactie op de huidige crisis is bovendien een stortvloed aan nieuwe regels ontstaan. Ik meen dat dat contraproductief is. Hoe gedetailleerder de regels, des te sneller zij zijn achterhaald, des te makkelijker zij worden omzeild en des te groter het risico dat zij de ratio verduisteren.[29] Als je bovendien de financiële en organisatorische lasten van de gedetailleerde regels afzet tegen de ineffectiviteit ervan, zitten wij duidelijk niet op de goede weg. Christel Grundmann is een vroege bepleitster van deze visie[30] en zij staat daarin niet alleen, zoals onder meer uit de volgende citaten blijkt.[31]
“De financiële sector is er de meest gereguleerde sector. Dat leidt er alleen maar toe dat mensen niet eens het besef hebben dat ze iets verkeerds doen. Dat alleen wordt gekeken of iets niet tegen de regels is. De moraal is dat alles is geoorloofd, als het niet verboden is. (…) Als je alleen naar principes kijkt, krijg je problemen. Die gaat iedereen anders interpreteren en dan ontstaat onzekerheid. (…) Wat je moet doen (…) is: definieer je principes en hang daar regels of best practices aan. Zo blijft er ruimte voor het geweten.”[32]
“De regelnijver van kabinet en Kamer (…) leidt helaas niet altijd tot wetgeving van hoge kwaliteit. De drang naar en geloof in intensivering van het toezicht neemt nog steeds toe. (…) De auteur waarschuwt ook hier voor een afnemende gevoeligheid voor juridische waarden en beginselen.”[33]
Wat nodig is, is een werkelijk principle based toezicht met veel minder, maar adequate regels. Dat vergt meer denkwerk dan het denkwerk waarvan de Wft heeft kunnen profiteren. Het zal bovendien op Europees niveau moeten worden geïnitieerd, omdat het nationale toezichtrecht op Europese regels is geënt. Napoleon heeft begin negentiende eeuw een aantal codices over Europa uitgerold, die inhoudelijk tot de dag van vandaag hun dienst bewijzen. Laten wij tweehonderd jaar later een code de finance ontwerpen, die een stabiele basis kan vormen voor het financiële toezichtrecht in – ten minste – de komende decennia. Het motto luidt: minder is meer.
[1] Mr. J.W.P.M. van der Velden is advocaat bij Keijser Van der Velden N.V. en fellow aan het Nijmeegse Onderzoekcentrum Onderneming en Recht en het Instituut voor Financieel Recht.
[2] R. Goscinny, Le petit Nicolas, Edition Denoël, 1960, hoofdstuk 12 « je fume ».
[3] J. van der Lans en A. Verbij noemen dit een “moreel individualisme”, gebaseerd op de overtuiging dat de mens met zichzelf en de gemeenschap het beste voor heeft. Het individualisme van de jaren tachtig is volgens daarentegen een economisch individualisme, dat ervan uitgaat dat de gemeenschap het meeste gediend is met koel calculerende burgers die hun eigen materiële belangen vooropstellen. Vergelijk J. van der Lans en A. Verbij, ‘het manifest VOOR de jaren zeventig’, Vrij Nederland maart 2005, www.jarenzeventig.nl.
[4] Verkiezingsprogramma PSP 1981-1985 “Socialisme en ontwapening”, p. 39, nr. 28. Hierin stond de PSP overigens bepaald niet alleen. Het pleidooi voor pedofilie is anno 2013 gelukkig volkomen omgeslagen.
[5] Teldersstichting, Respect en Burgerzin, waarden en normen in liberaal perspectief, 30 mei 2005: “Het thema bleek onverwacht actueel, want na het instellen van de commissie Respect, die zich met dit onderwerp bezighield, ontstond onder het kabinet Balkenende-I een ware hype rondom ‘normen en waarden’. De hype lijkt intussen wat bedaard, maar het thema is onverminderd actueel: hoe creëert en behoudt men een waardevolle samenleving en wat zijn de waarden die wij het vormen en behouden waard vinden?”
[6] Prof. Dr. E.H. Tonkens, 'De legalisering van prostitutie is een dekmantel voor seksuele slavernij', De Volkskrant 2 november 2011.
[7] H. Steketee citeert hier prof. dr. C. Brinkgreve in: ‘De pragmatische generatie’, NRC Weekend 2 februari 2013, p. 16.
[8] Vergelijk over de moraliteit in de financiële sector het inspirerende boek van George Möller, Waardenloos; banking on ethics, Barnyard Publishers 2012.
[9] L. Fortado en B. Moshinsky, ‘FSA’s Turner Says Banks Culture One of ‘Cynical Entitlement’’, Bloomberg, 3 juli 2012.
[10] James Quinn, ‘Goldman boss Lloyd Blankfein denies moral obligation towards clients’, The Telegraph 28 April 2010. Het verslag van de hoorzitting is te vinden op http://fcic.law.stanford.edu/ onder Hearings & Testimony onder de ‘First Public Hearing’.
[11] G. Smith, Why I Am Leaving Goldman Sachs’’, NYT 14 maart 2012: “After almost 12 years at the firm — first as a summer intern while at Stanford, then in New York for 10 years, and now in London — I believe I have worked here long enough to understand the trajectory of its culture, its people and its identity. And I can honestly say that the environment now is as toxic and destructive as I have ever seen it.”
[12] Vergelijk ‘Wellink wist pas van overname Bouwfonds door SNS in 2008', De Volkskrant 8 maart 2013: “ 'Ik mis de kritische zelfreflectie', zei CDA-Kamerlid Eddy van Hijum halverwege de hoorzitting. 'Als ik uw verhaal samenvat, is bij de overname van Property Finance alles volgens de regels verlopen, toen overkwam ons de crisis en daarna zijn we met de afbouw van de vastgoedportefeuille begonnen.'”
[13] Vergelijk ook G. Möller, Waardenloos; banking on ethics, Barnyard Publishers 2012, o.a. p. 13: “Mensen zijn roofdieren zonder een specifiek geweten of aantoonbare moraliteit, zeker als het om geld gaat.”
[14] Aldus opgetekend door R. de Korte, ‘Integriteit in de financiële sector, De deugden van Adam Smith’, FD 17 november 2012, p. 33.
[15] Vergelijk ‘Wellink wist pas van overname Bouwfonds door SNS in 2008', De Volkskrant 8 maart 2013: “Tijdens de hoorzitting zei huidig DNB-directeur Jan Sijbrand vandaag dat de Nederlandsche Bank (DNB) de overname van Bouwfonds Property Finance van ABN Amro door SNS nu nooit meer zou goedkeuren.”
[16] R. de Korte, ‘Integriteit in de financiële sector, De deugden van Adam Smith’, FD 17 november 2012, p. 33.
[17] Voor een overzicht vergelijke men C.M. Grundmann-van de Krol, Kredietcrisis en financiële regelgeving, CPO-extra serie 2010.
[18] Vergelijk o.a. G. Möller, ‘Bankierseed moet ook over’, FD 24 januari 2013, p. 9.
[19] Ik betoog niet, dat private equity zich laat kenmerken door sprinkhanengedrag. Veel private equity partijen vervullen een maatschappelijk relevante rol, die afgelopen jaren aan belang heeft gewonnen nu de banken zich uiterst terughoudend opstellen bij het verstrekken van financieringen. Vergelijk ook R.H. Maatman, ‘Integriteit van de Onderneming – Aandeelhouder en integriteit’, in I.P. Asscher-Vonk e.a., Integriteit van de Onderneming, Kluwer, Deventer 2007, p. 65-66.
[20] H. Mees, ‘Internationale wedloop bankentoezicht’, FD 23 augustus 2012, p. 9.
[21] L. Armitstead, ‘UK leads 12-state rebellion against EC hedge fund rules’, the Telegraph 27 februari 2013: ” The 12 member states, including the UK, claim that the EC ignored technical advice from European and national regulators - “without explanation” - and passed the Alternative Investment Managers Directive (AIFM) in its own way.”
[22] J.Piena en C. Christensen, ‘Gedrag & Cultuurtoezicht. DNB en AFM boeken resultaat met toezicht op Gedrag en Cultuur’, in: Boonstra c.s., Jaarboek Compliance 2013, p. 241-255.
[23] DNB, De 7 Elementen van een Integere Cultuur. Beleidsvisie en aanpak gedrag en cultuur bij financiële ondernemingen 2010-2014, November 2009.
[24] Vergelijk ook E.L.H.M. van de Loo, ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen: vrijwillig of verplicht? Een change management verkenning’, in: J.J.A. Hamers, C.A. Schwarz, B.T.M. Steins Bisschop e.a., Noodzaak, plicht of wenselijkheid van MVOP: een multidisciplinaire verkenning, Boom 2005, p. 28: “De conclusie van mijn verkenning luidt dat het eenzijdig vertrouwen op de kracht van de wet en regelgeving naïef en contraproductief kan zijn”.
[25] L. van Bekhoven, ‘Schandaal in de City’, Elsevier 21 juli 2012, p. 41.
[26] J. Luyendijk, ‘Self-delusion, not greed, caused HBOS to fail’, The Guardian, 5 April 2013
[27] M. Goudswaard, ‘Interview Tomáš Sedláček’, FD 27 oktober 2012, p. 31.
[28] Een aanzet bieden enkele analyses uit 2009: Rapport van The high level group on financial supervision in the EU d.d. 25 februari 2009 (De la Rosiere report); The Turner Review: a wide-ranging review of global banking regulation d.d. 18 maart 2009 van de Engelse Financial Services Authority; Naar herstel van vertrouwen d.d. 7 april 2009 van de Adviescommissie Toekomst Banken (commissie-Maas).
[29] J.W.P.M. van der Velden, ‘Beleggingsfondsen en civielrechtelijke praktijk’, Onderneming en Financiering 2009 (17) 3, p. 28-29.
[30] C.M. Grundmann-van de Krol, Het effectenrecht tussen publiek- en privaatrecht (Oratie Tilburg) 2002.
[31] Vergelijk ook A.H. Scheltema en M. Scheltema, Financieel toezicht in bestuursrecht en privaatrecht. Noodzakelijke veranderingen na de crisis (Preadvies voor de Vereniging voor Effectenrecht 2009), Kluwer: Deventer 2009, p. 14-17.
[32] M. Wolzak en P. Couwenbergh, ‘Interview George Möller’, FD 9 juni 2012, p. 30, dat vervolgt: “Hij waarschuwt dat de stortvloed van regels die nu over de financiële sector wordt uitgestort, het morele kompas eerder uitschakelt dan activeert.”
[33] H.J. de Kluiver, ‘Kroniek van het ondernemingsrecht, tussen praktijk en principes’, NJB 2012, p. 1050.